Wereldkerk en lokale Kerk
De Kerk in Nederland is en blijft een deel van het geheel, een onderdeel dus van de over de hele wereld verspreide Una Sancta Catholica et Apostolica Ecclesia: de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk, met Rome als bestuurszetel. We zijn in ons landje maar al te gauw geneigd alleen maar te kijken naar de situatie van onze Kerk in eigen land, maar er is meer dan dat… De Kerk in Nederland behoort tot de Strijdende Kerk, verspreid over heel de wereld; wij zijn verbonden met de Lijdende Kerk (in de louteringsfase die wij ‘vagevuur’ noemen) en vooral ook met de Zegevierende Kerk, waartoe wij eens allemaal hopen te behoren. Het is goed niet alleen met crisisgedachten aan onze kerkgemeenschap in Nederland te denken, maar onze kerkprovincie te zien als onderdeel van de wereldkerk en als behorend tot de totale Gemeenschap der Heiligen, het Mystiek Lichaam van Christus. Vergeet u vooral niet dat de Kerk iedere zondag opnieuw in het Credo belijdt en zingt: ‘cuius Regni non erit finis’, d.w.z. dat aan het Rijk van Christus geen eind komt. Zo komen we een heel eind verder met onze kijk op de Kerk dan met een wereldse visie als bijv. van de tv-rubriek Hier en nu.
De Kerk in de voorbije 20ste eeuw
Als er in kringen van geloofsgetrouwe katholieken over de Nederlandse Kerk in 1900 wordt gesproken, dan is er vaak de neiging om met heimwee om te kijken naar de grote rijkdom die we in Nederland bezaten in de tijd van ‘het rijke Roomse leven’, zoals de Kerk in Nederland die beleefde in de eerste helft van 1900. Er is beslist geen enkele reden om daar smalend of spottend over te spreken, want het was een echte rijkdom, haast te veel om op te noemen. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 begon onze Kerk steeds meer haar vleugels uit te slaan en kwam zij tot aanmerkelijke bloei. Denken wij o.m. aan de vele kinderrijke gezinnen, waarin doorgaans een goede geloofsgeest heerste, zodat daaruit velen beschikbaar waren voor het apostolaatswerk zowel in eigen land als daarbuiten. Er was als regel een goede voedingsbodem voor roepingen tot priesterschap en religieus leven, zodat er voor het parochie- en overig zielzorgwerk in Nederland een overvloed aan priesters beschikbaar was en in ruime mate ook voor het missionaire werk in zeer veel landen, terwijl een keur van religieuze ordes en congregaties zich inzette voor onderwijs, verpleging en andere doeleinden, zowel in Nederland als elders. Het is ondoenlijk in kort bestek op te noemen wat wij allemaal aan katholieke instellingen hadden: vele bloeiende parochies met daarin rijk gevarieerde activiteiten, goed gevulde seminaries en religieuze opleidingsinstituten, een scala van onderwijsinstellingen, van kleuterschool tot en met een katholieke universiteit (in 1923), zieken- en verzorgingshuizen, pers en radio, uitgeverijen en boekwinkels, verenigingsleven en vakbonden, ga maar door. Dat alles in nu inderdaad zo goed als verdwenen.
‘Er was toch niet zo’n diepe overtuiging’, zegt men soms wel. Dat zou ik zo niet willen stellen. Inderdaad, er waren nogal wat ‘sleurkatholieken’, van vader op zoon, ook wel katholiek blijvend omwille van de sociale druk in die tijd. De overgrote massa van de katholieke gelovigen liet heel veel over aan de clerus, had vaak te weinig kijk op de desbetreffende geloofsmysteries, maar hield zich meestal eenvoudig aan wat ‘van hogerhand’ werd gezegd en aanbevolen.
Vandaag de dag moet men, om trouw katholiek te blijven, een diepe overtuiging hebben en de vaak voorkomende kritiek kunnen weerstaan. Wellicht mag dit als een van de voordelen van deze tijd genoemd worden: de kwantiteit van het katholieke volksdeel mag dan achteruit zijn gegaan, de kwaliteit van de resterende katholieken is doorgaans van goed gehalte: als regel bezield van een persoonlijke overtuiging, zich uitend in trouwe geloofsbeleving en bereidheid zo nodig zijn geloof te verklaren en te verdedigen.
Men zou kunnen zeggen: vele instrumenten zijn de Kerk in ons land ontvallen, maar het Mystieke Lichaam van Christus is ongerept gebleven. Christus heeft ons toch beloofd: de poorten der hel, de macht van satan en trawanten, zullen Zijn Kerk niet overweldigen. M.a.w. de Kerk als zodanig is niet stuk te krijgen. Laten we daar diep van overtuigd blijven. In de loop van de eeuwen heeft de Kerk meermaals diepe crisisperioden meegemaakt, maar telkens is zij daar weer zegevierend bovenuit gekomen. Laten wij dan in deze tijd proberen mee te werken in de richting van een toekomstige, nieuwe bloeiperiode – wie weet: nog veel rijker en mooier dan wij in de eerste helft van deze eeuw in ons land hebben gekend. Met deze gedachten in ons achterhoofd is het wellicht goed eens om te kijken naar de Kerk als geheel in de afgelopen eeuw.
Pius X
Wat ligt meer voor de hand dan dat wij het leven van de Kerk in de 20ste eeuw bekijken in het kader van de verschillende ‘paustijdperken’: een duidelijke indeling, waarmee natuurlijk niet gezegd wil zijn dat alles steeds en alleen maar vanuit Rome zou moeten komen… Nee, dat zeker niet!
In paus Pius X had de Kerk elf jaren lang (1903 – 1914) een vrome, heilige opperherder. Wie ‘Pius X’ zegt, denkt vanzelfsprekend aan de veelvuldige communie en aan de kindercommunie. Ouderen onder ons weten nog wel hoe men tot begin 1900 met het Sacrament des Altaars omging: ten gevolge van kwalijke invloeden, vooral van het jansenisme, gingen de meeste gelovigen slechts enkele keren per jaar te communie en deed men zijn eerste communie pas op 14-, 15-jarige leeftijd. Onder paus Pius X is daarin een drastische verandering ten goede gekomen. Nederland was een van de landen die dat uitstekend heeft opgenomen, wat heilzaam is geweest voor het geloofsleven.
Pius X is ook bekend om zijn strijd tegen het modernisme. Hij schreef o.m. de antimodernisteneed voor, een eed die priesters moesten afleggen en waarbij zij de dwalingen van het modernisme verwierpen. Het is zeker te betreuren dat deze eed later is komen te vervallen. In zijn geheel genomen was ook in Nederland in die tijd de overgrote meerderheid van de geestelijken en gelovigen wars van de ketterijen en de dwalingen van het modernisme.
Benedictus XV
Hij was paus van 1914 tot 1922 en heeft tijdens de Eerste Wereldoorlog veel geijverd voor de vrede. In 1917 zond hij zijn ‘vredesnota’ met positieve voorstellen aangaande het sluiten van vrede aan de regeringen van de oorlogvoerende naties; helaas zonder succes. Hij deed veel om de oorlogsellende te helpen lenigen: zorg voor voedseltransporten naar hongerlijdende gebieden, voor krijgsgevangenen en gewonden, voor uitwisseling van zwaargewonden e.d. Ook wist hij weer diplomatieke betrekkingen aan te knopen met vele landen, o.m. met Nederland.
Met kracht ijverde hij ook voor de erkenning van de sociale rechten van de arbeiders. Nederland bleef in deze periode vrij van oorlogsgeweld en in die luwte bleef ook het kerkelijk leven ongestoord verder tot bloei komen.
Pius XI
De paus tussen de twee wereldoorlogen: hij werd gekozen in 1922 en stierf in 1939. Hij wist in 1929 de ‘Romeinse kwestie’ tot oplossing te brengen door een regeling met de Italiaanse regering en de oprichting van de zelfstandige Vaticaanstad (waardoor duidelijker werd dan in vroegere eeuwen dat de Kerk geen ‘wereldse’ aspiraties heeft, terwijl de Kerk toch een eigen territorium en daarmee voldoende onafhankelijkheid behield). Zijn meest bekende encycliek is wel Quadragesimo Anno (1931), waarin hij de sociale ideeën van Leo XIII (veertig jaar na Rerum Novarum) verder heeft uitgewerkt. In Nederland is met deze twee encyclieken als basis krachtig gewerkt aan de verbetering van de sociale positie van de werkende klasse; zeer bekend in dit opzicht is het werk van mgr.dr. Alph. Ariëns in Twente.
Aan paus Pius XI dankt de Kerk ook goede en duidelijke richtlijnen voor huwelijk en opvoeding; hij gaf ons zijn encyclieken Casti Connubii (1930), en Divini illius magistri (1929). Deze encyclieken vonden in Nederland over het algemeen goede weerklank. De Tweede Wereldoorlog wierp reeds zijn schaduw vooruit: deze paus nam stelling tegen het fascisme (Non abbiamo bisogno, 1931), veroordeelde het nationaal-socialisme (Mit brennender Sorge, 1937), maar ook het communisme (Divini Redemptoris, 1937).
Pius XI was ook de grote missiepaus van deze eeuw en de Kerk in Nederland heeft in dat opzicht haar sporen wel verdiend: op het hoogtepunt van de wereldwijde missionering was 5% van de mannelijke en vrouwelijke missionarissen over heel de wereld van Nederlandse afkomst!
Pius XII
De paus die de brand van de Tweede Wereldoorlog over zich heen heeft gekregen; hij had de leiding van de Kerk van 1939 tot 1958. Wie goed geïnformeerd is, weet dat deze paus veel gedaan heeft om het oorlogsleed te verlichten, speciaal ook wat de joden betreft. Eerst veel later is daaromtrent kritiek ontstaan, meestal gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie.
Vele hervormingen op kerkelijk terrein, ingezet door zijn voorgangers, heeft hij verder doorgevoerd (o.m. wat betreft het kerkelijk recht, de verhouding kerk en staat, de liturgie e.d.). Bekend zijn ook zijn vele audiëntie- en radiotoespraken, waarin hij vele vraagstukken op magistrale wijze wist te behandelen. In het H.Jaar 1950 kondigde hij het dogma af van Maria-ten-hemel-opgenomen. De meest bekende encycliek van Pius XII is Humanae Generis (1950). Het is verheugend dat deze paus binnen niet al te lange tijd tot de eer der altaren zal worden verheven: zijn zaligverklaring staat reeds vast, alleen de datum daarvan nog niet.
Johannes XXIII
Deze paus (1958 – 1963) zal in de kerkgeschiedenis altijd wel bekend blijven als de paus van Vaticanum II. Dit concilie als zodanig was een goede zaak, had een goede bedoeling (de Kerk bij de tijd te brengen) en er zijn zeer goede stukken uit voortgekomen, maar…, maar…, maar…: wat hebben velen er later van gemaakt en hoe heeft men de gelegenheid aangegrepen om eigen ideeën te realiseren?
Men stelt deze vriendelijke paus ook graag voor als een zeer ‘vernieuwingsgezinde’ figuur: ja, wel vernieuwing in de H.Geest, maar niet volgens de wensen van hen die tegen de leer en traditie van de Kerk ingaan. Als men echter zijn Geestelijk Dagboek en Geestelijke Nalatenschap leest, dan ziet men hoe zuiver hij was in de leer en geloofsbeleving. Hij had ook een grote devotie tot Maria en bad dagelijks de volledige rozenkrans met de vijftien geheimen.
Met de keuze van de naam Johannes XXIII gaf hij blijk van de opvatting dat de vroegere Johannes XXIII ten tijde van het Westers Schisma onwettig was. Hij heeft ook het kardinalencollege uitgebreid tot boven het tot dan toe traditionele getal van 70. Zijn grote verdienste was inderdaad zijn oprechte poging om de Kerk in veel opzichten aan te passen aan en een goed zicht te geven op de gewijzigde situaties in het maatschappelijk leven en de algemene opvattingen. Dat men later van Vaticanum II ’misbruik’ heeft gemaakt, heeft hij natuurlijk niet kunnen voorzien. Onze geliefde paus Johannes XXIII zal binnen afzienbare tijd zalig verklaard worden.
Paulus VI
Een paus die velen van ons nog goed herinneren; vijftien jaar (1963 – 1978) mocht hij als opvolger van Petrus het schip van de Kerk door de woelige baren van deze tijd loodsen. Pius XI had al in 1933 opgemerkt: ‘Deze Mgr. Montini (dat was zijn familienaam) beschikt over zó grote gaven, dat hij voorbestemd is de Kerk op hoger niveau te dienen’.
Een van zijn eerste pauselijke daden was het Tweede Vaticaans Concilie voortgang te doen vinden, dat op 8 december 1965 eindigde. Tijdens zijn regeerperiode kwamen er ingrijpende veranderingen op liturgisch gebied, de novus ordo missae [nieuwe misorde] staat op zijn naam. Veel kritiek kreeg hij n.a.v. zijn encycliek Humanae Vitae ‘over de juiste regeling van de menselijke voortplanting’. Wij hebben de tekst van deze encycliek volledig opgenomen in onze aflevering nr. 76 (vierde kwartaal 1998: Humanae Vitae: de meest bekende encycliek van Paus Paulus VI, z.g.). Hoe zeer men ook in bepaalde kringen tegen deze encycliek geageerd heeft (in Nederland stak een stevige storm op!), we mogen de hemel dankbaar zijn dat deze paus de moed en kracht heeft gehad al deze zaken omtrent huwelijk en seksualiteit zo duidelijk te stellen. De geschiedenis zal achteraf vast en zeker een goed oordeel uitspreken over paus Paulus VI.
Ter bescherming van de dogmatische vrede in de Kerk richtte deze paus zich in 1965 tot alle kerkelijke leiders en gelovigen in de encycliek over de H. Eucharistie Mysterium Fidei. Hij was de eerste paus na het concordaat betreffende Vaticaanstad die verschillende internationale reizen heeft gemaakt: naar het H.Land en Bombay (1964), naar New York waar hij de V.N. toesprak (1965), naar Fatima (1967) enz. Zijn toespraken, gehouden op de wekelijkse algemene audiënties, vonden in brede kringen van de christenheid grote waardering en weerklank. Bijzondere vermelding verdient zeker ook zijn encycliek Populorum progressio (1967), een encycliek die wereldwijd – ook in kringen buiten de Kerk – grote waardering vond. Moge ook deze paus tot de eer der altaren verheven worden!
Paus Johannes Paulus II
Het mag wel een duidelijk teken van de goddelijke Voorzienigheid genoemd worden dat er voor paus Johannes Paulus I slechts 33 dagen verliepen tussen zijn weinig verwachte uitverkiezing en zijn geheel onverwacht overlijden. Zo werd de weg gebaand voor de eerste Poolse paus, de eerste niet-Italiaan na onze enige Nederlandse paus Adrianus VI (1522-1523).
Aldus werd 1978 het jaar van de drie pausen: Paulus VI, Johannes Paulus I en onze huidige paus Johannes Paulus II. Met die dubbele naam ‘Johannes Paulus’ wilden de laatste twee uitdrukking geven aan hun wens om de beleidslijn zowel van Johannes XXIII als van Paulus VI te willen voortzetten.
Het vele goede dat deze paus tot stand heeft gebracht mag als voldoende bekend worden geacht: zijn talrijke encyclieken, zijn vele reizen, zijn ijveren voor vrede en de val van het communisme enz. Heel in het bijzonder ook mogen wij hem zien als een grote profetische, rijk met charismatische gaven gezegende, zeer begenadigde paus die ons leidt naar het nieuwe millennium, waarbij wij gedenken dat onze Verlosser tweeduizend jaar geleden op aarde kwam en wij nu het derde duizendtal na Christus’ komst ingaan. Hij heeft ons daarop voorbereid door de voorafgaande jaren heel speciaal toe te wijden aan de Vader, de Zoon en de H. Geest. Zijn Gebed ter viering van het grote jubileumjaar 2000 vindt u elders in dit nummer. Hoe moeilijk en vol strijd de huidige tijd ook moge zijn, de hemel heeft ons in deze paus een grote voorvechter van de leer van de katholieke Kerk gegeven die van geen wijken weet! Moge het hem gegeven zijn het schip van Petrus nog vele, vele jaren veilig door de onstuimige zee van deze verwarde tijd te sturen. Laten we veel voor hem bidden! We mogen God dankbaar zijn dat Hij ons voor deze moeilijke tijd zo’n onwankelbare ‘rots in de branding’ heeft gegeven.
Nederlandse bisschoppen
De geschiedenis van de Kerk kent ook haar ‘couleur locale’ en die plaatselijke kleur wordt natuurlijk in eerste instantie ingevuld door de bisschoppen van de verschillende kerkprovincies. Als we dan naar Nederland kijken, mogen we zeker wel dat als twee zeer markante Nederlandse bisschoppen van deze eeuw vermelden:
Z.Em. Joh. Kardinaal de Jong, Aartsbisschop van Utrecht van 1935 tot 1955 en
Z.H.Exc. Mgr. Dr. J. Gijsen, Bisschop van Roermond van 1972 tot 1993.
Kardinaal De Jong is vooral bekend om zijn onverschrokken optreden tegen de Duitse bezetters en het nationaal-socialisme van het Hitler-regime tijdens de Tweede Wereldoorlog. In die jaren was Katholiek Nederland nog één en kenden we nog niet die verdeeldheid, waarbij het per saldo gaat om de vraag, of men al dan niet trouw is aan de rooms-katholieke geloofs- en zedenleer, aan de traditie en het kerkelijk gezag.
Zo’n 100% trouwe, onverschrokken vechter voor het behoud van de r.-k. leer was Mgr. Gijsen. Kortheidshalve verwijzen we naar onze aflevering nr. 53 (eerste kwartaal 1993: ‘Hoe zeer spijt het ons afscheid te moeten nemen van zo’n goede bisschop…’).
‘Afkalving rk kerk gaat onverdroten door’
Dat was de kop van een recent artikel in een landelijk dagblad (Trouw, 14/12). Uit cijfers, gepubliceerd in de tweejaarlijkse ‘Pius-Almanak’ zou blijken dat slechts een op de tien r.-k. Nederlanders op zondag naar de kerk gaat; twintig jaar geleden was dat nog 25%. Dat zou betekenen dat thans nog slechts ca. 500.000 mensen ’s zondags de katholieke kerk bezoeken. Als er rekening mee gehouden wordt ‘dat velen de kerkgang beperken tot een of tweemaal per maand’, dan zouden er totaal nog zo’n 800.000 min of meer ‘regelmatige’ r.-k. kerkgangers zijn.
Of de cijfers nu exact zijn of niet, speelt geen grote rol: het feit is dat bij vele naam-katholieken het meevieren van de H.Eucharistie in het weekend er niet meer bij is. Kun je dat nu ‘afkalving van de r.-k. Kerk’ noemen of is dat louter een journalistieke term om lekker op te vallen? Het geeft duidelijk aan dat het aantal katholieke kerkgangers in Nederland achteruit is gegaan, maar de r.-k. Kerk als Mystiek Lichaam zal nooit afkalven en kan niet verloren gaan. De Kerk als zodanig staat of valt niet met het aantal zondagse bezoekers. Ook de r.-k. Kerk in Nederland, onderdeel van de totale wereldkerk, behoort tot het Mystieke Lichaam van Christus en als zodanig blijft zij de mensen de weg naar het heil wijzen, of ze er nu van gediend zijn of niet.
Belangrijk is dat we ons niet van de wijs laten brengen door journalistieke slogans, ons niet laten ontmoedigen door negatieve berichten en zeker niet door aanvallen vanuit bepaalde hoek, zoals van participanten van de Achtmeibeweging.
Wist u dat de Verenigingen van Pastoraal Werkenden in alle zeven Nederlandse bisdommen aangesloten zijn bij die Achtmei? Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle pastoraal werkenden in Nederland behoren tot deze beweging, die vaak overhoop ligt met het kerkelijk gezag, maar toch wel een overgroot deel. Tegen deze achtergrond komt het bijzonder vreemd over dat de Nederlandse bisschoppen in hun ‘beleidsnota’, aansluitend op de ‘Vaticaanse Instructie’ over de deelneming van de leken aan het werk van de priesters’, zoveel ophef maken van de Nederlandse pw-ers (m/v) en hun een officiële status toekennen. De vraag mag gesteld worden, hoeveel van deze pw-ers naar hun innerlijke geloofsgesteltenis daadwerkelijk tot de r.-k. Kerk behoren (ook al zijn zij uiterlijk en organisatorisch erbij aangesloten)!
Wat kunnen eenvoudige gelovigen doen?
Dit is een haast voor de hand liggende vraag aan het eind van dit beknopt overzicht over de Kerk in de 20ste eeuw. Het antwoord daarop wijst tevens de weg hoe we het derde millennium moeten ingaan en ook wat wij mogen verwachten. Daarom nog enkele concrete punten tot besluit.
- Het allerbelangrijkste is wel dat we met de hulp van Gods genade ernaar streven een zo goed mogelijk leven te leiden, niet volgens de geest van deze wereld, maar in Christus’ geest. We zijn immers wel in deze wereld, maar niet van deze wereld; dus: steeds trachten het goede te doen en het kwade te vermijden door te leven volgens de Tien Geboden Gods en de Zaligsprekingen van Christus’ Bergrede, de geboden en voorschriften van de H.Kerk te onderhouden, onze ‘plichten van staat’ te vervullen en alles te doen en te laten wat ons in onze persoonlijke omstandigheden wordt gevraagd.
- Vanzelfsprekend kunnen we dat alleen met de hulp van Gods genade en het is dan ook noodzakelijk veel en goed te bidden en de sacramenten te ontvangen (niet alleen ’s zondags naar de H. Mis, maar zo mogelijk ook door de week; regelmatig ook biechten). Naast de Eucharistieviering staat voor ons leken het Rozenkransgebed hoog genoteerd. Matigheid, soberheid, zelfbeheersing en versterving worden als vanouds sterk aanbevolen voor een goed verzorgd geestelijk leven. De H. Ignatius van Loyola spreekt van ‘een voortdurende versterving en steeds groter wordende zelfverloochening’.
- Moeder Maria wijst ons de weg. Natuurlijk wist de hemel heel goed dat we kerkelijk zware tijden tegemoet zouden gaan, vooral in Nederland, en daarom dan ook is Maria in ons eigen land, als ’t ware in het hol van de leeuw, vele malen verschenen als Vrouwe van alle Volkeren. Uit deze verschijningen is de devotie tot Maria onder deze titel voortgekomen, door de Kerk goedgekeurd zowel voor privé als openbaar gebruik. Uit de Boodschappen van de Vrouwe van alle Volkeren van 11 februari 1951 citeer ik:
(…) Ik sta nog met de Vrouwe voor het kruis en dan zegt Zij tegen mij: ‘Zeg Mij na.
Bid toch voor het kruis: “Heer Jezus Christus, Zoon van de Vader, zendt NU Uw Geest over de aarde. Laat de heilige Geest wonen in de harten van ALLE volkeren, opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, die eens Maria was, onze Voorspreekster zijn. Amen.”
Ik sta nog steeds voor het kruis en heb dat gebeden en nagesproken, deze woorden die de Vrouwe mij voorzei. Ik zie het nu in grote letters geschreven staan.
De Vrouwe zegt verder: “Kind, dit is zo eenvoudig en kort, dat ieder in zijn eigen taal het kan zeggen voor zijn eigen kruis. En die geen kruis hebben, zeggen het voor zichzelf. Dit is de boodschap die Ik juist vandaag wil zeggen, omdat Ik nu kom zeggen, dat Ik de zielen wil redden. Werk toch allen mee aan dat grote werk der wereld. Als toch ieder mensenkind voor zichzelf probeert dit na te volgen.” En dan steekt de Vrouwe een vinger op en zegt: “Vooral in het eerste en voornaamste gebod: LIEFDE.” Met grote letters zie ik nu dit woord geschreven staan.
“Laat ze daarmee beginnen”, zegt de Vrouwe. “En dan zullen de kleinen dezer wereld zeggen: ‘Wat kunnen wij daarmee beginnen? De groten immers zijn het die ons dit aandoen.’ En dan zeg Ik tot de kleinen: “Als gij de Liefde in alle finesses doorvoert onder elkander, hebben ook de groten geen kans. Ga tot uw kruis en zeg, wat Ik u voorgesproken heb en de Zoon zal het verhoren’. “
Tot zover deze belangrijke passage uit de Boodschappen van de Vrouwe van alle Volkeren. Commentaar overbodig. Allen die tot de kleinen dezer wereld behoren (misschien wel zo goed als allen die dit lezen) vinden hier een overduidelijke, heel concrete aanbeveling.
Maria die alle ketterijen heeft overwonnen zal ons in de komende eeuw naar de overwinning leiden. ‘Deze tijd is Onze tijd.’ (…) ‘De Vrouwe is speciaal in deze tijd gestuurd om het geestelijk verval, verwording te verslaan.’ (…) ‘De strijd is zwaar en moeilijk, maar de Ware Geest zal overwinnen.’ (…) ‘De Vrouwe van alle Volkeren mag en zal genade, verlossing en vrede brengen.’
Met deze eindoverwinning in het vooruitzicht – dankzij Christus en Maria – wens ik U een genadevolle kersttijd en een rijk door God gezegend jubeljaar 2000, het eerste jaar van de 21ste eeuw en het derde millennium.
J.A.A. Leechburch Auwers,
voorzitter Titus Brandsma Stichting
(1999)